DE
KERK VAN VIERHUIZEN
Op een betrekkelijk smalle kwelder die omstreeks onze
jaartelling geschikt werd om te bewonen, ligt het dorp
Vierhuizen aan de voet van de voormalige zeedijk. Hoewel
in dit dorp ooit vissers woonden leefde toch het merendeel
van de bevolking van de landbouw. De boerenbevolking genoot
hier zelfs een ruim bestaan op deze vruchtbare kleigronden.
Naar we aannemen verrees in het tweede deel van de
twaalfde eeuw de eerste stenen kerk in Vierhuizen; een
gebouw opgetrokken uit tufsteen. Ook de losstaande toren
bleek bij de afbraak in 1839 nog grotendeels uit tuf
te bestaan. Op de grens van de veertiende en de vijftiende
eeuw kreeg de kerk een gotisch koor en in 1640 onderging
dit godshuis een ingrijpende verbouwing. Tenminste uit
oudere geschriften weten we dat er vroeger in de vorm
van muurankers dit jaartal op het gebouw stond aangegeven.
Kennelijk is men lang bezig geweest over de herbouw
van de kerk, nadat de provincie hier in 1594 protestant
geworden was. Reeds in 1599 wordt gezegd dat de kerk
van Vierhuizen als een van de eersten hersteld moet
worden. Maar in 1603 is dit nog niet gebeurd en ontstaat
er ruzie over de verbetering van de kerk, omdat de ene
collator, Sicke Panser opdracht heeft gegeven voor de
ingreep zonder dat zijn mede-collator Eckhard Lewe,
de kerkvoogden en de dominee hier ook maar iets van
wisten. Enkele jaren later wordt er echter weer door
de Provinciale Synode op aangedrongen om over te gaan
tot herstel van de vervallen kerk van Vierhuizen. Daarna
wordt er door de synode niet meer gerept over het behoud
van de kerk, maar mogelijk is er in die jaren een provisorische
ingreep geweest en was er waarschijnlijk sprake van
een definitief herstel in 1640.
De losstaande toren werd in 1839 afgebroken en in 1844
kreeg de kerk haar huidige toren die gebouwd werd door
de molenmaker Meindert Jans Kuiper uit Wehe. In 1869
kreeg het gehele kerkgebouw een bepleistering die het
muurwerk met al zijn tijdskermerken aan het oog onttrekt.
Alleen aan de noordzijde geven vochtsporen de contouren
aan van het dichtgezette portaal. De vensters in de
noord- en in de zuidzijde zijn later ingebroken evenals
die in de rechtopgaande oostgevel. In de westgevel wordt
de ingangspartij geflankeerd door twee imitatie-vensters.
In de boog boven de deur is een gedenksteen aangebracht
met een tekst die herinnert aan de bouw van de toren.
Op deze steen staat: "De oude alleenstaande toren
in het jaar 1830 afgebroken zijnde is deze nieuwe vanwege
vrijwillige bijdragen der ingezeten alhier gebouwd in
1843 onder directie van Pieter C. Abbring, Jan K. Loots
en Willem Lammerts Dijkhuis." Aan de zijkanten
wordt deze gevel geschraagd door twee overhoekse steunberen.
Ook de toren heeft imitatievensters en boven de galmgaten
zijn de wijzerplaten bevestigd. Een leeuw - van het
adellijke geslacht Lewe - bekroont als windvaan de toren
Het interieur heeft evenmin sporen uit een ver verleden
nagelaten. De scheiding tussen koor en schip is echter
nog vast te stellen omdat er aan weerskanten aan de
noord- zowel als aan de zuidmuur twee pijlers opwaarts
gaan. Vermoedelijk zijn dit restanten van een triomfboog.
Waarschijnlijk is deze kerk ooit overwelfd geweest.
De aangebrachte trekstangen wijzen erop dat de muren
naar buiten uitwijken. Deze uitwijkingen kunnen destijds
door het gewicht van de gewelven veroorzaakt zijn. Het
interieur wordt afdekt met een houten tongewelf, waarin
twee rozetten zijn aangebracht.
De kansel dateert uit de zeventiende eeuw. Verschillende
delen van de preekstoel zijn vernieuwd maar de kuip
met waardevol houtsnijwerk is goed bewaard gebleven.
Boven het paneel onder de lezenaar staan de wapens van
de familie Lewe die in de zeventiende eeuw het collatierecht
bezaten. Alle panelen hebben de zelfde bogen waarin
het getelde geldmotief overheerst. Binnen deze bogen
treffen we vrouwenfiguren aan die geloof (Bijbel en
kruis), hoop (anker en duif), liefde (moeder en kind)
gerechtigheid (weegschaal en zwaard), standvastigheid
(vrouw met afgebroken zuil) symboliseren.
Op initiatief van Kerkvoogd H.D.Louwes werd de preekstoel
in de jaren dertig opgeknapt. De kerkenraadsbanken werden
versierd met knoppen en bladmotieven. De bank aan de
noordzijde bevat veel eikenhout. Vermoedelijk onderdelen
van een gesloopte herenbank, die aan de rechterzijde
is echter van vurenhout gemaakt evenals de kerkbanken.
De sobere kerkbanken worden versierd met knoppen en
wangstukken. Het doopvont is een boeiend stuk modern
houtsnijwerk. Om de bovenrand is smeedijzer gemaakt,
het bekken is uitgehouwen in natuursteen, aan de zijkanten
zijn geloof, hoop en liefde gesymboliseerd en aan de
onderzijde bevindt zich een rand met bladeren en vruchten.
Nadat de grafzerken uit de kerk waren verwijderd konden
koor en middenpad met tegels worden belegd. Het orgel
dateert uit 1893. Het werd in dat jaar gebouwd door
de firma P. van Oeckelen. Het instrument heeft zeven
stemmen en een aangehangen pedaal. Dit instrument verving
een ouder orgel dat tussen 1840 en 1850 hier geplaatst
werd. De orgelbalustrade wordt geschraagd door twee
houten zuilen .
In de toren staat een uurwerk uit het jaar 1946. De
klok werd gegoten in 1630 door Nicolas Rovier en André
Robertin. Dit gebeurde in opdracht van Anna Lewe en
Geert Lewe, Vrouwe en Heer van de beide borgen in Vierhuizen.
Op de klok staan de wapens van Anna en Geert Lewe. Ook
komt het meestersteken van Nicolas Rovier erop voor.
In 1840 hebben de kerkvoogden de klok te koop aangeboden.
Een klok zo melden zij van een fraaie klank. Kennelijk
had de kerkvoogdij geld nodig voor de bouw van de nieuwe
toren. Gelukkig zijn de kerkvoogden van het besluit
teruggekomen om deze mooie klok weg te doen en hebben
ze een inzameling gehouden voor de bouw van de toren.
In de Tweede Wereldoorlog werd de klok wel weggehaald.
Maar toen de oorlog voorbij was bleek dit stuk antiek
uit Vierhuizen in Bremen te liggen. Zo kwam deze fraaie
klok weer terug in Vierhuizen. In 1840 kreeg de kerk
ook een nieuw uurwerk maar dit instrument bleek al heel
snel verschillende gebreken te vertonen. Het huidige
uurwerk dateert vermoedelijk uit 1946.
Op het kerkhof liggen oude zerken die uit de kerk gekomen
zijn en zerken uit de negentiende eeuw met fraaie doodssymbolieken.
Vlak bij de westelijke steunbeer ligt een zerk die geheel
met tekst gevuld is.
1998, Opsteller van de tekst, J. F. Oldenhuis te Baflo.
|